Subsidie kan voor een project of voor structurele dienstverlening van essentieel belang zijn. Het besluit van een overheidsorgaan om de subsidie op nihil te stellen, lager vast te stellen dan eerder verleend, of de aanvraag te weigeren, kan dan ook zeer ingrijpend zijn. De bevoegde overheidsinstanties hebben doorgaans echter veel ruimte om een subsidie te verstrekken en om duurzame subsidierelaties te beëindigen. Daarbij moeten wel redelijke termijn in acht worden gehouden en in specifieke gevallen is het denkbaar dat een vergoeding moet worden betaald.
Vaststelling subsidie
Zoals eerder omschreven op dit blog kan een bestuursorgaan na eerder een subsidie te hebben verleend alsnog de subsidie lager vaststellen en dus ook op nihil vaststellen. Deze (gedeeltelijke) intrekking wordt verricht nadat de activiteiten zijn verricht en er wordt dus geoordeeld over de uitvoering. Voldoet deze uitvoering aan de voorwaarden van de subsidieregeling en/of het subsidieverleningsbesluit dan wordt het volledige bedrag vastgesteld. Bij niet (correcte) nakoming wordt er geminderd. Tegen dit vaststellingsbesluit staat bezwaar, beroep en hoger beroep open. Er zijn dus ruime mogelijkheden een teleurstellende vaststelling aan te vechten.
Beëindiging subsidie
Weigering op het verzoek om subsidie te verstrekken behoort altijd tot de mogelijkheden. Een weigering op een eenmalig verzoek moet goed worden onderbouwd. Een weigering op een besluit waarbij de aanvrager al jaren of zelfs decennialang subsidie ontving moet nog veel beter worden gemotiveerd. De betrokken overheidsinstantie is hierbij soms verplicht een afbouwtermijn te hanteren. In sommige gevallen zal zij ook kosten vergoeden die door het overheidshandelen zijn veroorzaakt.
Redelijke termijn
Artikel 4:51 Awb bepaalt dat een redelijke termijn in acht moet worden genomen indien sprake is van een subsidierelatie van 3 jaar of meer. Wat redelijk is moet per situatie worden beoordeeld. In de rechtspraak zijn de volgende criteria geformuleerd die worden gehanteerd bij de beoordeling:
- De reden voor de beëindiging;
- Of de beëindiging vooraf kenbaar was aan de aanvrager, oftewel kon hij zich voorbereiden op deze beslissing?
- Wat is de impact van de beslissing en de relatie tot de omvang van de eerder verleende subsidie?
- Moet de aanvrager in staat worden geacht in de afbouwperiode maatregelen te treffen om de beëindiging op te vangen?
Frictiekosten
Er bestaat geen verplichting tot het vergoeden van schade ten gevolge van de beëindiging van een subsidierelatie. Voor langdurige subsidierelaties moet een redelijke termijn worden gehanteerd, wat neerkomt op een langere afbouw en dus uiteindelijk verkapt toch een extra vergoeding inhoudt. Dat een subsidieontvanger mensen moet ontslaan of verplichtingen jegens een derde niet kan nakomen valt in beginsel onder de eigen verantwoordelijk van die subsidieontvanger.
De beoordeling van een weigering draait dus om de redelijkheid van de termijn. Het is voor een overheidsinstantie dus zaak zo snel mogelijk duidelijkheid te geven. Hoe langer van tevoren zij aangeeft dat geen subsidie zal worden verleend hoe redelijker de termijn. Als een weigering kort voor een nieuw subsidievak en zonder redelijke termijn plaatsvindt dan is die beslissing met succes aan te vechten.
Conclusie
Overheden hebben grote vrijheid bij het weigeren van een aanvraag of het beëindigen van een subsidierelatie. Als die relatie langer dan 3 jaar is moet een redelijke termijn in acht worden gehouden. Dit betekent niet dat er kosten moeten worden vergoed. Als er geen redelijke termijn in acht wordt gehouden is het echter niet ondenkbaar dat het besluit onrechtmatig en toch een aanvullend bedrag moet worden vergoed. Uiteraard moet bij intrekkings- of weigeringsbesluiten wel nadrukkelijk worden voldaan aan de beginselen van behoorlijk bestuur.