Beginselen van behoorlijk bestuur nader toegelicht

Geschreven door Thijs Liebregts
5 april 2019

Besluiten van overheidsorganen moeten altijd voldoen aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Deze beginselen gelden op grond van artikel 3:14 van het Burgerlijk Wetboek, echter ook voor privaatrechtelijke handelingen van de overheid. De overheid is dus beperkt in het nemen van besluiten en het aangaan van overeenkomsten. In een juridische procedure kan dan ook worden aangevoerd dat een besluit of overeenkomst in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. Als de rechter dat bevestigt wordt zo’n besluit of overeenkomst doorgaans vernietigd. Genoeg reden dus om de belangrijkste beginselen van behoorlijk bestuur op een rijtje te zetten en een korte toelichting te geven.

Motiveringsbeginsel

Een overheidsbesluit of andere rechtshandeling moet altijd een heldere motivering hebben. Er moet zijn onderbouwd waarom deze handeling wordt verricht en (tot op zekere hoogte) waarom niet anders wordt gehandeld. De feiten moeten worden uiteengezet en de keuze moet begrijpelijk zijn. Dit is vastgelegd in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (afgekort: Awb).

Voorbeeld is een bestemmingsplan waarbij niet is toegelicht dat er vraag naar een ontwikkeling is (zie de ladder voor duurzame ontwikkeling).

Gelijkheidsbeginsel

Gelijke gevallen moeten op een gelijke manier worden behandeld. Een overheidsinstantie mag geen onderscheid maken tussen partijen bij haar besluitvorming of het aangaan van contracten. Iedereen moet gelijke kansen krijgen. Dit is een zware inbreuk op de contractsvrijheid. Contractsvrijheid houdt in dat een ieder mag keuze met wie hij een overeenkomst gaat en onder welke voorwaarden. Dit beginsel komt voort uit artikel 1 van de Grondwet.

Een particulier mag bijvoorbeeld een stuk grond voor 100 euro per vierkante meter verkopen aan partij X en weigeren diezelfde grond voor 200 euro per vierkante meter aan Y te verkopen. De verkoper doet dat omdat hij Y geen sympathiek persoon vind. Deze keuze van de verkoper is toegestaan, want hij heeft volledige vrijheid zijn contractspartij en de voorwaarden overeen te komen. Een overheidspartij mag dit niet, tenzij er objectieve redenen om de grond niet aan Y te verkopen; bijvoorbeeld dat hij een wanbetaler is, of geen goede bouwplannen voor de grond kan overleggen.

Rechtszekerheidsbeginsel

Besluiten en overeenkomsten moeten helder zijn geformuleerd en moeten begrijpelijk zijn voor de partijen die erbij betrokken zijn. Verder moeten ze voldoen aan gerechtvaardigde verwachtingen die op grond van rechtsregels en eerdere toezeggingen en afspraken bestaan. Met andere woorden: besluiten en overeenkomst moeten aansluiten bij verwachtingen en mogen niet tegenstrijdig zijn met eerdere uitlatingen en handelingen.

Wanneer een gemeente grond verkoopt aan een ontwikkelaar en voorspiegelt dat hij daar op een bepaalde manier gebruik van kan maken, dan mag diezelfde overheid niet korte tijd laten de bestemming zodanig wijzigen dat het beoogde gebruik niet meer mogelijk is. Dit zou in strijd met de rechtszekerheid zijn.

Evenredigheidsbeginsel

De gevolgen van een overheidsbesluit moeten zo min mogelijk negatieve gevolgen hebben voor de betrokken personen. Daarbij kan het natuurlijk zo zijn dat de belangen van een (rechts)persoon moet worden geschaad om het algemeen belang te kunnen dienen. Die negatieve gevolgen moeten wel zo beperkt mogelijk zijn en dus evenredig aan de noodzakelijke handelingen. Dit is vastgelegd in artikel 3:4 lid 2 Awb.

Een voorbeeld is de afsluiting van een weg omdat er veiligheidsrisico’s zijn geconstateerd. Volledige afsluiting is misschien het makkelijkst, maar voor bedrijven aan die weg wel het meest ingrijpend. Een gedeeltelijke of tijdelijke afsluiting kan dan een ingewikkeldere oplossing zijn, maar de belangen van de betrokken zijn daar beter mee gediend. De volledige afsluiting kan dan in strijd met het evenredigheidsbeginsel zijn.

Samenvatting

Beginselen van behoorlijk bestuur zijn van grote invloed op overheidshandelen. Naast de belangrijkste beginselen die hierboven zijn genoemd, zijn er nog verschillende andere beginselen. Bijvoorbeeld het fair-play-beginsel, het verbod op détournement de pouvoir, het legaliteitsbeginsel, het specialiteitsbeginsel etc. Deze beginselen gelden zowel bij besluiten van de overheid als bij andere (rechts)handelingen. Het is dus voor beide partijen van belang in de gaten te houden of deze beginselen worden nageleefd.

LiebregtsLeistra

Waar kunnen we u mee helpen?

Contact